WeekeindeUit vorige geschriften 52 – Wiske uit Wichelen mag terug naar huis


Einde december 2007 lezen we op gezegeld papier …
‘… dat de genaamde Marie Louise Van der Meersche, van de Belgische nationaliteit, geboren te Lede op 27 maart 1929, naar het Hof van Assisen van de provincie Oost-Vlaanderen heeft verwezen om aldaar gevonnist te worden in het dossier van de moord op Frans Van Driessche, feiten gepleegd in Wichelen, Mosstraat, op 11 december 2005.

Midden januari 2006 was ze al voorwaardelijk vrijgekomen.



Fragment uit ons boek ‘De Kracht van het Kwaad’

Jef Vermassen is op het toppunt van zijn populariteit.
De pers hangt aan zijn lippen.
Geen volksjury zal hem iets weigeren.
Zijn confraters zien groen van nijd.
‘Waarom krijgen wij nooit zulke hoera-dossiers?’

In Gent is het traditie het gerechtelijk jaar af te sluiten met het belangrijkste proces in de reeks.
Maandag 16 juni 2008 is het de beurt aan Wiske, die als een vrije vrouw naar het proces mag komen.
Griffier Patsy Deprez notuleert ‘dat de beschuldigde zich bij de aanvang van het proces heeft aangeboden.’ Niemand twijfelt eraan dat ze als vrije vrouw naar huis zal gaan.
Geen enkele volksjury zal een stille vrouw van 79 jaar naar een gevangenis sturen.
‘Vrij naar huis’ betekent niet altijd ‘vrijgesproken worden’. (…)

Voor de doodgeslagen Frans daagt geen advocaat op.
De families Van Driessche en Van der Meersche staan en bloc achter Wiske.
An Govers en Jef Vermassen, de verdedigers van Wiske, zijn gerust op de goede afloop.

In de media verschenen grote reportages over het witte ridderschap van Vermassen,
zijn vroegere vrijspraken,
zijn ongeëvenaarde kunde van het overtuigen van onweerstaanbare drang,
de tragiek van Wiske
en de uitdrukking van het ‘ongeloof’ dat justitie een oude vrouw voor het hoogste tribunaal ter verantwoording roept?

Twee cameraploegen volgen de populaire Jef dagenlang in zijn doen en laten.
Begin: om zeven uur ’s morgens wanneer hij in Lede ontbijt.
Einde: na middernacht, wanneer hij doodmoe probeert te slapen.
Zoals in De Pfaffs.

Nog voor het proces begint brengt Het Laatste Nieuws twee pagina’s over de rubriek van een aangekondigde vrijspraak.
Het wordt gênant, zelfs voor Vermassen.
-‘Straks denken de mensen dat het hier doorgestoken kaart is.’
Een en ander zint hem niet.
Zoals de volgorde van de getuigen.
Als laatste in het rijtje staan de namen van de psychiaters.
En die spelen niet mee in de heiligverklaring van Wiske.
Jef noemt deze strategische zet van de aanklager schandalig.

Bij de start van het proces wanen we ons in een omgekeerde wereld.
Wiske is beschuldigde maar krijgt bijstand van Slachtofferhulp.
Ze is veel te vroeg in het gerechtsgebouw, samen met haar zoon en dochter.
Ze zit op een bank in de grote wandelzaal, filmbaar en fotografeerbaar voor iedereen. (…)

Als het proces begint wordt ze de zaal binnengebracht aan de arm van haar zoon en dochter.
Door haar dikke brilglazen kan ze niet ver zien. (…)
De oude microfoon waarin de even oude beschuldigde moet spreken, staat uiteraard slecht afgesteld.
Dat is al jaren zo.
een mens die verstaat wat Wiske antwoordt op de beleefde vragen van de voorzitter.
Om de media ter wille te zijn, herhaalt hij af en toe het antwoord.

De volksjury bestaat uit twaalf brave mensen zonder uitwendige blijken van intelligentie.
Wie goed wil luisteren, hoort hoe kritisch de vragen van de voorzitter zijn.
Niemand kan hem verwijten dat hij de volksjury geen stof tot nadenken geeft.

-‘Het is toch wel vreemd dat Frans zelf geen enkele verwonding vertoonde.’
-‘U zegt dat u de hele tijd met uw echtgenoot gevochten hebt?’
-‘Die hamer lag daar toevallig, zei u?’
-‘En het mes ook, hebt u gezegd?’
-‘Toevallig, in de keuken, ’s nachts?’

-‘U zegt dat u zich de messteken niet herinnert, de hamerslagen wel?’
-‘Was er die nacht dan iets speciaals gebeurd?’
-‘Er waren al vaker zulke situaties geweest. Was er dan nu iets ongewoons?’


-‘En u hebt niet geprobeerd zoveel mogelijk op te kuisen?’
-‘En kon u niet gewoon naar buiten gaan in plaats van met uw man te vechten?’
-‘U zegt dat de deuren op slot waren. Zo ja, dan had u toch de sleutels?’

-‘Uw man was bedlegerig.’
-‘Maar die nacht was hij uitzonderlijk goed te been, zegt u. Zo is het toch?’

(…)