Corona Corner 11 – Op de loop voor de dood

Ja, ja, het is beter.
Dank u!


Wat zich eind januari aanmeldde als een banale griep
– die naderhand minder banaal bleek
en tot hoogst vervelende toestanden leidde,
want bacterieel en niet viraal –
lijkt bedwongen.

Blijven nog twee van de zeven medicijnen,
de raad niet te snel te willen herstellen
en genoeg te ontspannen en te slapen.

Wat eerder nooit lukte
en nu evenmin zal lukken.

Ik jog opnieuw,
in het natuurgebied vlakbij,
tussen te veel honden
en mensen die opzij gaan
als ze me in hun richting zien strompelen.

Nee, vlot joggen rond de 10 km/uur:
zo ver zijn we alsnog niet.
Ik twijfel of dat ooit weer kan
maar vind dat niet erg.

Juist geteld vijf weken geleden was ik eventjes in het ziekenhuis,
in gotbetert een rolstoel,
want die griep had voor algehele verzwakking
en kortsluiting in mijn benen gezorgd.
Plus andere narigheden.

Een geruststelling: de longen waren perfect.
Stonden daarover zelfs lovende woorden,
onderaan,
bij opmerkingen.

En zo zijn we dan begonnen aan wat tegenwoordig revalidatie wordt genoemd.

Grote borden havermoutpap,
groenten,
vlees,
vis,
fruit
en veel drinken.

Het internet
en het werken op de computer
wordt elke dag minder ingewikkeld.
We beheersen opnieuw alle toetsen en apps.

En dan, het joggen,
al tientallen jaren mijn waardemeter.

’s Avonds in het donker begonnen met enkele passen,
daarna enkele tientallen meter.

De eerste keer,
na twee weken,
traag een volle kilometer gehaald.
Ik werd er emotioneel van.

Dag na dag iets verder,
en minder traag dan de vorige dag.

Als het ietwat meevalt,
kan het opnieuw 5 km en méér worden.

En sneller.
Zoals vroeger,
toen ik nog niet in panne was gevallen.

Het zijn nu rare tijden.
Joggend voel ik me in de ogen van de mensen een misdadiger,
iemand die de spelregels van de ophokking niet naleeft.

Af en toe dwars ik andere joggers (m/v).
We kennen of herkennen mekaar.
Een haastige groet.

Joggend herinner ik me een boek van Gust Van Brussel (1924-2015).
Hij beschreef joggende mensen als ongeruste wezens,
op de vlucht voor de dood,
zoals de tuinman die vlucht naar Ispahaan.

Veertig jaar geleden vond ik dat krasse taal.

Vandaag weet ik dat deze Gust gelijk had.
Hij deed geen enkele sport en is 91 jaar geworden.

gv/zo/22/03/2020