Uit onze boeken
Hij wist dat hij niet naar een gewone gevangenis kon worden gestuurd

Een verschrikkelijke moord, langs het kanaal Netekanaal in Viersel. Een joggende huismoeder aangevallen, verkracht en vermoord. De dader was nog zo jong, 16 jaar. Zo iemand komt meestal niet voor de rechtbank voor volwassenen. Nu wel, omdat hij zo gevaarlijk was en nog is. Dit verhaal uit ons boek ‘De moordenaars onder ons’ wordt vaak opgepikt om er podcasts of tv-series rond te maken.


(…)

“…Bij de slimme vragen van voorzitter Michel Jordens legt Björn uit hoe hij Ingrid onder de lage takken sleepte en daar met zijn bottines op haar keel ging staan. “Ik weet nog dat de takken van de struiken in mijn nek prikten. Dat deed opnieuw pijn en daarom kwam die colère in mij.” De seksuele aanranding herinnert hij zich niet precies en daarom wil hij er niets over zeggen.

-“Ge probeert daar niet meer aan te denken. Het is toch al drie jaar geleden.
Ik wil het niet meer weten.
Daarom ben ik rustig naar mijn tentje teruggekeerd.
Ja, rustig.”

-“Onderweg heb ik haar bril en horloge op de grond zien liggen.
Ik heb alles in de Nete gegooid. Ik dacht dat er vingerafdrukken van mij konden op staan.”

-“Haar ring?
Dat werd me al zo vaak gevraagd?
Ik heb die ring nooit gezien.”

-“Pas toen ik weer aan de rand van het water zat te vissen, drong het allemaal tot me door.
Ja, wat had ik aangericht?
Ik durfde niet naar huis te gaan.
Mijn ouders zouden vlug aan mij zien dat er iets gebeurd was.”

-“Ja, die twee mannen, dat weet ik nog, dat was na halftwaalf ‘s avonds, dat klopt.
Het waren de man en vader van die vrouw.
Ze spraken mij aan.
Ze zochten die vrouw en vroegen me of ik haar niet had gezien.
Ik antwoordde dat ik niets had gezien.”

Voorzitter Jordens laat een lange stilte vallen en vraagt dan “Deed dat u toen iets?”
“Ja, meneer, toen drong het pas goed tot me door wat ik die mensen en die vrouw had aangedaan.
Het was dus geen nare droom geweest.”

-“Mag ik nu van de gelegenheid gebruik maken om hen mijn spijt te betuigen?”

Hoofdinspecteur Ronald Naegels reageert op de veronderstelde spijt van Björn.
-“Heeft hij over spijt gesproken?
Dat verbaast me, eerlijk gezegd.
Ik heb al veel moordenaars ondervraagd, maar zelden heb ik zo’n gebrek aan inlevingsvermogen gezien.
Tijdens de ondervraging gedroeg hij zich arrogant.
Hij zei ons vlakaf dat hij die kat-en-muisspelletjes met de politie leuk vond.
Hij lachte ons soms uit.
Hij wist dat hij minderjarig was en niet naar een echte gevangenis kon worden gestuurd.”

Na al die jaren blijkt de speurder nog behoorlijk aangeslagen.

-“Toen we hem zegden dat duikers het polshorloge van het slachtoffer niet hadden teruggevonden op de plaats waar hij beweerde het in het water te hebben gegooid, begon hij te lachen. ‘Dan hebben de vissen dat horloge opgevreten’, klonk het.”

Of Björn dan nooit iets over spijt heeft gezegd?
-“Ja, toch wel, hij heeft wel over spijt gesproken.
Hij zei dat hij spijt had dat hij zijn vrijheid kwijt was, dat hij niet meer tot elf in bed kon liggen en dat hij geen pinten meer kon pakken.
Hij vond het erg dat hij nooit meer naar Kessel zou kunnen terugkeren.
‘De mensen zullen me daar altijd wel vies blijven bekijken.’
Helemaal aan het einde heeft hij gezegd dat het voor die mensen – en dan bedoelde hij de familie van Ingrid – ook wel erg zou zijn.”


Fragment uit ons boek “De Moordenaars onder Ons” – pagina 123


Lees meer in één van onze vorige boeken…


VORIGE