Reactie
Joris Van der Aa vraagt, Walter Van Steenbrugge antwoordt

Advocaat Walter Van Steenbrugge reageert op een artikel van gerechtsjournalist Joris Van der Aa die zich afvroeg waarom Walter zo vaak in de media wordt opgevoerd. Walter antwoordt, in één adem, zonder tussentitels, vanuit zijn brandende dictafoon. Advocaten die furieus reageren op een opinie van een gerechtsjournalist, we zijn het niet gewoon.


Also sprach Walter Van Steenbrugge:
  • Gerechtsjournalist” Joris van der Aa schreef op 30 september ll. een artikel waarin hij mij een complotdenker en leugenaar noemde alsook mij ervan verdacht de slachtoffers van seksueel misbruik in de Kerk in roekeloze procedures te hebben gestort. De heer Van der Aa schreef dit zonder enige verwijzing naar een stuk, juridisch document of naar een getuigenis van een van mijn cliënten. Het komt mij thans toe de lezer van deze goedkope drek wat nader in te lichten.
  • De huiszoekingen in het aartsbisdom dateren van 24 juni 2010. Er werden 931 kartonnen dozen meegenomen met duizenden dossiers. De normale duurtijd om deze stukken fatsoenlijk te analyseren mag gerust op enkele maanden geschat worden.
  • Initiatieven om de 931 dozen uit het onderzoek te weren, kwamen er reeds midden juli 2010, op een ogenblik dat men onmogelijk had kunnen nagaan wat de precieze inhoud van deze 931 dozen was en in hoeverre die kon bijdragen tot het gevoerde onderzoek naar seksuele delicten, waaronder ook het schuldig verzuim dat een voortgezet misdrijf uitmaakt, wat van belang is voor de beoordeling van de verjaring.
  • De twee initiatieven om alle stukken uit het lopende strafonderzoek te krijgen, gingen uit van het Openbaar Ministerie enerzijds en van de Belgische kerkelijke autoriteiten anderzijds. Ze wilden beide dat onmiddellijk, dus zonder grondige analyse, zou beslist worden om de stukken definitief uit het strafonderzoek te halen.
  • Toen ik, als raadsman van de slachtoffers, via de krant (!) vernam dat er een zitting gepland was in augustus 2010 voor de Brusselse kamer van inbeschuldigingstelling, heb ik tal van instanties aangeschreven om de rechten van mijn cliënten te trachten te vrijwaren. De wet verplicht namelijk om de slachtoffers, op dat ogenblik ook procespartijen, op te roepen voor een dergelijke zitting, zodat zij over deze kwestie konden gehoord worden en hun visie konden geven.
  • Ook de minister van Justitie werd vóór de “fameuze” clandestiene zitting aangeschreven. Vanwege de kamer van inbeschuldigingstelling in Brussel noch vanwege de minister kwam enig antwoord.
  • De huiszoekingen van 24 juni 2010 werden vervolgens op 9 september 2010 effectief nietig verklaard en dit zoals gezegd zonder de slachtoffers bij deze procedure te betrekken. Zulks was en is in strijd met de wet. Tot deze conclusie kwam ook het Hof van Cassatie bij arrest van 12 oktober 2010: de slachtoffers hadden verplicht opgeroepen moeten worden.
  • Bij arrest van 18 december 2012 besliste de KIB vervolgens dat de stukken die op 24 juni 2010 bij de huiszoekingen uitgevoerd in het aartsbisschoppelijk paleis in Mechelen en in de woning en de kantoren van wijlen Godfried Danneels in beslag waren genomen, uit het strafdossier van Operatie Kelk moesten worden verwijderd. Belangrijk daarbij is dat de KIB het verzoek van het aartsbisdom Mechelen-Brussel en wijlen Godfried Danneels om die stukken aan hen terug te geven, uitdrukkelijk afwees en bepaalde dat de bewuste stukken ter griffie dienden te worden neergelegd.
  • Op 6 maart 2014 dienden het aartsbisdom Mechelen-Brussel en wijlen Godfried Danneels echter een verzoekschrift in bij de KIB waarin zij er opnieuw op aandrongen om deze stukken aan hen terug te geven. De KIB willigde dit verzoek, alweer buiten de aanwezigheid en het medeweten van de slachtoffers, in bij arrest van 20 maart 2014 en beval de teruggave van de 931 dozen vol bewijsstukken aan de Kerk.
  • Dit arrest van de KIB van 20 maart 2014 is manifest onwettig om twee redenen:

1. De slachtoffers werden onterecht uitgesloten uit deze procedure.

  • In tegenstelling tot wat het federaal parket in het perscommuniqué van enkele dagen geleden beweerde, maakten het aartsbisdom en wijlen Godfried Danneels bij hun verzoek tot teruggave van de bewuste stukken géén gebruik van de “eenzijdige procedure tot opheffing van beslag”. Ze baseerden hun verzoek wél op de procedure m.b.t. het toezicht van de KIB op het onderzoek. Dit gegeven is van cruciaal belang omdat de slachtoffers in de eerste procedure inderdaad niet betrokken zouden worden, terwijl zij wél verplicht moesten worden opgeroepen in de procedure die hier van toepassing was.
  • Dit is geen bewering van mij, maar vormt wel het oordeel van ons hoogste rechtscollege, het Hof van Cassatie, in het arrest van 12 oktober 2010. Ik meen dan ook met recht en rede te kunnen spreken van een clandestiene zitting.

2. De KIB kon juridisch niet beslissen om de betrokken stukken terug te geven.

  • De KIB motiveerde de beslissing tot teruggave van de betrokken stukken aan het aartsbisdom en aan wijlen kardinaal Danneels o.a. als volgt: “het arrest van 18 december 2012 dient in overeenstemming met het KB van 24 maart 1936 te worden uitgevoerd, en (…) de documenten en voorwerpen van verzoekers, die op 24 juni 2010 bij hen in beslag werden genomen, (dienen) aan hen onverwijld te worden teruggegeven”.
  • Echter, de loutere uitvoering van het arrest van 18 december 2012 kon onmogelijk tot de teruggave van deze stukken leiden want bepaalde namelijk net dat de stukken niet mochten worden teruggegeven aan het aartsbisdom en wijlen kardinaal Danneels, maar ter griffie moesten worden neergelegd.
  • Er was dus wel degelijk een nieuwe, andersluidende beslissing vereist van de KIB om de stukken alsnog te kunnen teruggeven. Echter, een dergelijke beslissing van de KIB was juridisch enkel mogelijk indien er een nieuw verzoek tot opheffing van beslag zou zijn ingediend bij de onderzoeksrechter en er tegen de weigering van dat verzoek beroep zou zijn aangetekend bij de KIB. Dit was niet het geval (het aartsbisdom en wijlen kardinaal Danneels hadden zich namelijk rechtstreeks tot de KI gewend).
  • De KIB kon in de gegeven omstandigheden dan ook onmogelijk beslissen tot de teruggave van de betrokken stukken aan het aartsbisdom en wijlen kardinaal Danneels.

Tot zover de juridische analyse, die haaks staat op het geschreeuw van de heer Van der Aa.

  • Deze laatste speelde dus op de man, en enkel op de man, hierbij niet gehinderd door dossierkennis of een juridische opleiding.
  • Je zou haast denken dat de heer Van der Aa zijn verzuurde mosterd haalde bij een politiefunctionaris of magistraat. Maar dit berust wellicht alweer op een complotgedachte.

GVA – 10 oktober 2023