L98 – Willem Elsschot (in 1916) – De ontgoocheling

Willem Elsschot
Antwerpen 1882
RIP Antwerpen 1960
Opstandige bakkerszoon
Journalist
Dichter
Schrijver
Zakenman

Fragment uit
“De Ontgoocheling”
met vele autobiografische elementen.

In 1916
– tijdens de Eerste Wereldoorlog –
verscheen het verhaal,
gespreid over 8 afleveringen,
in het maandblad Het Toneel.

Er is niet veel veranderd vroeger en nu.
Of hoe mensen ontgoochelingen kweken.


"...De Keizer was sigarenfabrikant.
Veel geld verdiende hij niet
want hij werkte slechts met enkele mensen,
had te weinig kapitaal
en maakte geen reclame
zodat hij niet vooruit kwam in de wereld.

De sigaren deed hij in hoofdzaak van de hand
aan zijn broer,
aan zijn drie zwagers,
aan een paar neven van zijn vrouw,
aan de huurders van vijf huizen,
die het eigendom waren van zijn broer,
aan een oude oom
en aan diens zoons,
aan de leden der Vereniging "De Lustige Whistspelers”,
waarvan hij voorzitter was,
aan de waard van het café "In den Broedermin”
waar de Lustige Whistspelers vergaderden,
aan nog drie andere herbergiers
bij wie hij
vooral ’s Zondags,
maar ook wel door de week,
kwam drinken,
aan zijn kapper
en ten slotte aan een tiental vrienden,
waarvan trouwens de oudste klant van Tichelen was,
een slager die in de buurt woonde.

De Keizer leefde dus vooral van familieleden,
vrienden en kennissen,
wat geen stevige grondslag is voor een zaak.

Die mensen toch, kochten zijn sigaren
deels uit medelijden
en deels omdat zij niet anders durfden,
want hij herkende zijn fabrikant al uit de verte.

De meesten echter rookten stiekem ook nog andere sigaren,
die zij moesten uitdoven
of weggooien
wanneer De Keizer onverwachts bij hen op bezoek kwam,
of als zij hem in de stad ontmoetten.

Het kostte De Keizer heel wat hoofdbrekens
om die clientèle niet te laten verlopen,
want er waren een paar weerspanningen onder,
die de gedweë meerderheid afvallig dreigden te maken.

Zo had zijn vrouw
op de tram
eens onwillekeurig
een gesprek afgeluisterd
tussen twee heren
die op ’t achterbalcon stonden.

De kleinste had de grote een sigaar aangeboden.
Deze had een paar trekken gedaan,
de rook door zijn neus geblazen
en toen het woord "stinkstok” uitgesproken.

"Van De Keizer,” zei het kleine ventje eenvoudig.
"Dat dacht ik wel,” had de grote geantwoord.

Madame De Keizer had een kleur gekregen,
en
thuis gekomen
had zij haar man van het incident op de hoogte gebracht.

De Keizer vroeg hoe de kerels eruit zagen
en
uit de persoonsbeschrijving
bleek dat het twee leden van de Lustige Whistspelers waren,
Vereecken en Dubois,
die trouwens algemeen bekend stonden als dwarsdrijvers.

"Op de vergadering durft die Vereecken zijn bek niet open te doen,” 
zei De Keizer.

Tot zelfs met zijn familieleden 
kwam hij door zijn sigaren in moeilijkheden.

De oudste broer van zijn vrouw had hem,
na een woordenwisseling,
eens ronduit gezegd dat hij genoeg had van zijn rotsigaren
en dadelijk had hij,
waar De Keizer bij stond,
een Tinchant opgestoken,
met een bandje.

"Een aardige man, dat broertje van jou,” 
schimpte De Keizer
en
de twee gezinnen hadden toen
maanden lang
met elkander in onmin geleefd.

Het sigarenmaken
onder dergelijke voorwaarden
hing hem dan ook zo de keel uit,
dat hij
reeds bij de geboorte van zijn eigen zoon
gezworen had dat de jongen geen sigarenfabrikant zou worden.

Toen Karel
of "Kareltje”,
zoals de jonge De Keizer genoemd werd,
de lagere school bijna doorlopen had,
moest echter uitgemaakt worden welk vak hij dan wèl leren zou.

"Er steekt wat in,” dacht De Keizer,
Kareltjes groot hoofd beschouwend
en van ’t begin af
stond dan ook vast dat de jongen moest studeren.

De Keizer aarzelde alleen tussen
dokter, advocaat en notaris.

Na lang te hebben nagedacht
en
ook het advies te hebben gevraagd
van een paar Lustige Whistspelers,
gaf hij tenslotte de voorkeur aan het advocaatschap.

In de eerste plaats
was het hem opgevallen
dat de meeste advocaten in mooie huizen woonden.

Verder begreep hij niet goed waar zij zich
buiten de pleidooien
eigenlijk mee onledig hielden,
maar in ieder geval was hij er van overtuigd,
dat zij met zeer weinig werken
schatten geld verdienden.

Dokters waren er trouwens te veel,
en
om notaris te worden
was protectie nodig.


L98