Coronaatjes (9) – Totdat we geen horloge meer nodig hebben
Die drukkende stilte van een corona-weekeinde.
Een stilte die je je eigen bloedsomloop doet horen.
Het bloed dat door je oren wordt gepompt.Een stilte die bang maakt.
En ditmaal geen grasmachines,
geen bouwvakkers met lawaairadio’s,
geen sirenes,
geen joelende kinderen,
geen buren op straat.Een uitgestorven wereld.
De aarde
nadat de volgende generaties zullen uitgestorven zijn.Het is zo niet, maar het voelt zo aan.
Vastgeroest in het Grote Gelijk
Vooruit kijken is niet zinvol,
we willen niet weten wat er op komst is
en tot wat we nog zullen verplicht worden.
Tijdens de achtste corona-maand is er nu de somberheid,
het verdampen van het sociale leven,
kinderen en kleinkinderen die wegblijven,
uit schrik om ons ziek te maken,
en omdat het niet mag van onze wettenmakers.
Zelfs dàt wordt ons nu afgenomen.
Komt het ooit nog wel terug?
Ik twijfel.
Op het vakmanschap van de virologen reken ik niet,
nooit op gerekend,
op geen enkele expert, in welke materie ook.
Dat zijn meestal narcisten,
vastgeroest in hun gelijk
en dat met alle middelen doordrukken,
doof en blind voor andere visies.
Ze doen maar.
Terug naar wat niet kan verboden
of uitgeveegd worden
Blijft goddank het vroeger.
Het vroeger waaraan we ons kunnen opwarmen.
Alles laat denken aan vroeger.
Aan het oude Nederlandse volksliedje over grootvaders klok.
Nu weer, toen ik eindelijk opmerkte dat hier in huis
horloges enkele minuten afwijken van de klokken in Ukkel.
Wellicht is dat al maanden zo.
Nu ik al sinds maart
niet meer achter treinen, trams en autobussen
hoef aan te hollen,
en nergens verwacht of uitgenodigd word,
heb ik geen last van foute klokken.
Het is ooit anders geweest.
Toen de kleine kleinkinderen hier vaak waren,
soms elke dag.
Dan telde elke minuut als puur geluk.
Ik wist perfect hoeveel minuten en seconden we nodig hadden
om tot aan de trein te geraken
om “ergens”
om het even waar,
naartoe te gaan,
een hele namiddag.
Verloren tijd wordt beste tijd
De meeste trektochten waren met Antje,
op mijn arm.
Antje was het eerste kleinkindje
en samen hebben we de wereld rondom ons verkend.
Een wereld die ik toen niet zo goed kende
want ik had weinig of geen tijd voor recreatieve dingen
die ik aanvoelde als verloren tijd.
Met Antje is dat veranderd.
De professionele miseries die me toen achtervolgden,
kon ik makkelijk loslaten,
zelfs vergeten.
Antje was klein en woog niet veel
en ik droeg ze liefst op mijn arm.
Dan wist ik zeker dat ik haar,
letterlijk,
niet uit het oog zou verliezen
en dat ze veilig was.
Met Antje op mijn arm,
het waren de mooiste maanden
en we zijn overal geweest.
Van zoo tot Schelde,
van speelpleintjes tot kermissen.
Totdat ze te zwaar werd voor mij
en mijn gedeukte ruggenwervel.
Dan deden we het,
kleine hand in grote hand.
Zo lang de klokken blijven tikken
We zijn nu vele jaren verder,
zelfs uitgedrukt in tientallen.
Antje komt in haar eigen autootje op bezoek
en binnenkort halen de anderen hun rijbewijs.
Toch blijven die wandhorloges mijn ritme bepalen.
Als ik weet dat ze op komst zijn,
eentje of allemaal,
dan hou ik mijn ogen op de wijzerplaat.
Als ze hier zijn,
vervloek ik die horloges
omdat de wijzers zo snel ronddraaien.
En als ze vertrekken,
altijd te vroeg,
overvalt mij daarna een droefheid
die ik eerder niet kende
en die veel te traag verdwijnt.
Corona is als een afvallingswedstrijd geworden.
Bij elke doortocht vallen de laatsten en de zwaksten af.
Totdat alle horloges zullen stilvallen.
B/zaterdag/10/oktober/2020
Reactie Liliane Goovaerts (Mechelen)
Reactie Rik Lamoral (Deurne)
Linda Rombouts:
An Tesseur (Nijlen)