Onze oude Vlaamse Schrijvers
Het beste uit hun beste boeken
We delen graag fragmenten die ons zijn bijgebleven.
-
-
- L00 – Felix Timmermans (1916) – Liefde is … (uit Pallieter)
- L00 – Louis-Paul Boon (1971) – ‘Pastoor Daens in brand gestoken’
- L01 – Ernest Claes – ‘…en dan zijt ge gaan neerliggen, voorgoed’
- LO2 – Ernest Claes (1942) – Eeuwig verdriet om dode kinderen
- L03 – Felix Timmermans (1924) – Gegroet O Lierke Plezierke
- L04 – Felix Timmermans – Hoe lekker was dat bier in Lier
- L06 – Joost van den Vondel (1632) – Kinder-lyck
- L08 – Felix Timmermans (1942)- Grootvader en zijn pijp
- L09 – Felix Timmermans (1943) – ‘De vertelselblauwe lucht..’
- L10 – Willem Elsschot in 1910) – Tussen droom en daad
-
-
-
- L12 – Willem Elsschot (1904) – ‘Ik heb gedroomd dat gij op sterven laagt’
- L13 – Felix Timmermans – Minneke Poes – de warmste zomer ooit
- L14 – Alice Nahon – Goed in ’t eigen hert te kijken
- L15 – Gerard Walschap (in 1941) – ‘Hoe rap een ongeluk toch kan gebeurd zijn’
- L17 – Louis Paul Boon (1945) – ‘Ik ben maar een mens die verlangt naar een beetje eten op tafel’
- L18 – Felix Timmermans (1943) – Ineens steekt de zon een koperen bazuin door de mist
- L20 – Felix Timmermans (in 1943) – ‘Geen plaats voor mij in het trouwboekje’
-
-
-
- L21 – Roger Van de Velde – ‘Over een mannetje en een vrouwtje’
- L22 – Felix Timmermans (1943) – ‘De diepste stilte zegent het witter-wordende land”
- L23 – Roger Van de Velde (1970) – ‘De eerste maal dat ik mijn vader zag huilen’
- L24 – Felix Timmermans (1946) – De Landen van uw Belofte
- L25 – Albrecht Rodenbach (1876) – Waar. is der oudren fierheid nu gevaren?
- L26 – Gerard Walschap (1941) – ‘Tot een uur of twee had Lowieken geschreeuwd’
- L27 – Achilles Mussche (1967) – ‘Het is zomer en zondag en kermis’
- L29 – Willem Elsschot (1934) – ‘En ik heb me opgericht als om tot grote daden over te gaan‘
- L29 – Gerard Walschap (1941) – ‘Gust zat met niets in en vocht gelijk de duvels’
- Felix Timmermans (1935) – ‘Denk aan uw kinderen, word geen moordenaar’
- L31 – Tony Bergmann (1858) – “In den tempel des gerechts wordt niemand toegelaten zonder proefjaren’
- L32 – André Demedts (1976) -‘Lenig en taai als iemand die weet dat hij begeerlijk is’
- L33 – André Demedts (1976) – ‘En het was nodig om dat nest opgroeiende kinderen eten te geven.’
- L34 – Louis Paul Boon – Mijn kleinen oorlog – Leg een Belgische vlag op mijn appelsienenkist
- L35 – Felix Timmermans (1933) – ‘Ze droegen hem met de zwarte wieg naar ’t gasthuis’
- L37 – Willem Elsschot (1933) – Rechters, advocaten en kooplieden
- L36 – Felix Timmermans (1935) – ‘…met de kop vol begeerlijke gedachten.’
- L38 – Tony Bergmann (1860) – Pro Justitia, vanwege de Wet en den Koning
- L39 – Willem Elsschot (1903) -‘Ik heb u altijd zo veel leed gedaan’
- L40 – Tony Bergmann (1860) – ‘Die advocaten zouden beter doen in ’t Vlaamsch te pleiten’
-
-
-
- L41 – Louis Paul Boon (1948) – ‘Dat moment waren we blind, het was het eerste uur’
- L42 – Willem Elsschot (1934) – ‘Tussen ons in, als een dreigend vraagteken, staat die dochter’
- L43 – Marnix Gijsen (1979) – ‘Voor een man op jaren zie ik er nog goed uit’
- L45 – Hendrik Conscience (1838) – “En ze zwoeren in hun ziel dat ze tot de dood…
- L44 – Stijn Streuvels (1941) – ‘…daarin wentelwiekten de kraaien als doodzonden..”
- L46 – Ernest Claes (1940) – Een veel te schoon en te pronte vrouwmensch
- L47 – Ernest Claes (1937) – ‘Ik zag Nolle Janes voorbijtrekken tusschen twee gendarmes’
- L48 – Marnix Gijsen (in 1972) – Geld stinkt niet
- L49 – Felix Timmermans (1937) – Toen Leopold II schoon Lier bezocht
- L50 – Guido Gezelle (1859) – Als de ziele luistert
-
-
-
- L51 – Willem Elsschot (in 1933) – Fromage is minder kaasachtig dan kaas
- L52 – Karel van de Woestijne (1915) – ‘Dat de schoonste meisjes de vuilste wijvekens zijn’
- L53 – Jos Vandeloo (1963) – “…deze ongewone nacht, vol van…”
- L54 – Marnix Gijsen (1954) – New York, verzamelplaats van het schuim
- L55 – Guido Gezelle – De Vlaemsche taal is wonderzoet
- L56 – Maurits Sabbe 1907 – De Filosoof van het Sashuis
- L57 – Marnix Gijsen – ‘Ik wist thans zeker dat ze nooit zou genezen’
- L58 – Hendrik Conscience (1880) – De slagen van duizenden bijlen en hamers
- L59 – Felix Timmermans (1935) – ‘Een boer heeft een boerin nodig, de rest is bijzaak
-
-
-
- L60 – Lode Baekelmans (1919) – ‘…het janhagel dat toch geen fijne smaak heeft’
- L61 – Willem Elsschot (1937) – ‘En dan stond hij besluiteloos midden in haar keuken’
- L62 – Filip De Pillecyn (1950) – ‘Onder de as van jaren is het vuur opnieuw aan het smeulen gegaan’
- L63 – Ernest Claes (1924) – ‘Zo’n lawaai hebben ze in Averbode nooit gehoord’
- L64 – Jos Vandeloo (in 1998) – ‘Daarna de liefdesdaad, waar geen eind aan scheen te komen’
- L65 – Louis De Lentdecker (1997) – ‘Naast hem lag de gele trui, een bloementuil, een rozenkrans’
- L66 – Karel Van Wijnendaele (in 1943) – ‘Hoe het mij begon in 1897’
- L67 – Jan Wauters (1997) – ‘..en dan die justitieminister Melchior Wathelet.’
- L68 – Maurits Sabbe (1912) – ‘Nu wist ze dat voor haar de laatste ure in aantocht was’
- L69 – Ernest Claes (1923) – ‘Een mensch zijn hart snakt altijd naar iets dat rokken draagt’
- L70 – August Vermeylen (1906) – ‘Nooit hoorde hij ’t zoete gekis van boter in de pan’
-
-
-
- L71 – Ernest Claes (1923) – ‘Van mijn babbeleers moet ge afblijven’
- L72 – RIP Aster Berkhof (1920-2020) – ‘…hij voelde zich een idioot’
- L73 – Herman Teirlinck (1940) – ‘…en hij klapt op haar blote billen’
- L74 – Karel Jonckheere (1977) – Bij het eerste schot zouden alle naden openbarsten
- L75 – Valère Depauw (1950) – ‘…en hij geneert zich om zijn naaktheid’
- L76 – Ernest Claes (1926) – ‘Het was tegen hun goesting dat ze Wannes Raps veroordeelden’
- L77 – Felix Timmermans – Het mag niet zijn dat de herinnering schooner is dan de werkelijkheid’
- L78 – Herman Teirlinck (1907) – ‘Op de vijfde dag van haar achttiende jaar werd Liesje verliefd’
- L79 – Guido Gezelle – Over die andere Guido Gezelle
- L80 – Gerard Walschap (1942) – ‘Heel mijn leven heb ik u gezocht’
-
-
-
- L81 – Willem Elsschot (1937) – ‘Hij liet niets achter dat een herinnering kon zijn aan hem’
- L82 – Herman Teirlinck (1940) – ‘Zij is van een vleesch dat het bloed seffens heet maakt’
- L83 – Hugo Claus (1996) – ‘Het schijnt dat het kan gebeuren…’
- L84 – Felix Fé Timmermans – ”t Is een plezant gevang van buiten…’
- L85 – Guido Gezelle (1882) – ‘De navond komt zoo stil, zoo stil, zoo traagzaam’
- L86 – Jos Ghysen (1977) – Ontmoeting met de fiscus
- L87 – Hugo Claus (1983) over vermoorde marconist Hof van Assisen Brugge
- L88 – Alice Nahon (1921) – Mensenogen
- L89 – Ward Ruyslinck (1969) – ‘Net iemand die van zijn zinnen beroofd was’
-
-
-
- L90 – Jef Geeraerts (1989) – Opvallend veel militairen, met of zonder plunjezak
- L92 – Willem Elsschot – Lijmen – Een Guinness in Dublin gebotteld, zonder gekheid
- L92 – Gerard Walschap (1966) – ‘Waarom heb ik gemoord?’
- L93 – De Fé over dingen die ze niet kapot krijgen, zo lang één Lierenaar leeft
- L94 – Clem Schouwenaars (1962) – ‘Ik heb een moord op mijn geweten’
- L95 – Willem Elsschot (1933) – ‘Ziek was ze eigenlijk niet, maar grondig versleten’
- L96 – Louis Paul Boon (1971) – ‘Fabrieken schoten als giftige paddestoelen uit de grond’
- L97 – Ivo Michiels (1958) – ‘Ik zag hoe haar mond stond te glimlachen in de dood’
- L98 – Willem Elsschot (1916) – De ontgoocheling
- L100 – Johan Anthierens – ‘U hebt driemaal gelijk’
-
-
-
- L101 – Mireille Cottenjé (1974) – ‘Menselijk contact met negers nog totaal uitgesloten’
- L102 – Lode Zielens (1933) – ‘…ongemerkt moet moeder dan de kamer uitgegaan zijn.’
- L103 – Gaston Durnez (1919/2019) – ‘…onbegrijpeljke boeken en mensen’
- L104 – Valeer Van Kerkhove (1953) – ‘Hij had de kinderen toegestaan enkele dagen in het park te kamperen’
- L105 – Monika Van Paemel (in 1988) – Schraalheid en armoede die tot wanhoop drijft
- L106 – Piet Van Aken (1965) – ‘De aangevreten goedgelovigheid van de massa…’
- L107 – Ernest Claes (1943) – ‘Als er iemand ziek wordt, gaat men ongeveer een week voor zijn dood naar de dokter’
- L108 – Piet Teigeler – …agent Ronald Versluys was nog maar drie maanden bij de politie.
- L109 – Hubert Lampo (1959) – ‘Ik heb nooit begrepen waarom een auteur de neus voor journalistiek zou optrekken’
- L110 – Emiel Van Hemeldonck (1953) – ‘De gewassen daken glommen in de jonge zon’
-
-
-
- L111 – Reimond Stijns (1905) – ‘Ze zag heel dikwijls gedurende weken geen mens’
- L112 – RIP Luc Deflo – …’haar lichaam, dat verscheidene messteken vertoonde, ….’
- L113 – Bavo Claes (1997) – ‘Is het niet vervelend telkens weer herkend te worden?’
- L114 – Herman Brusselmans (2006) – ‘Iedereen heet Nathalie. Nathalies zijn altijd erg geil.’
- L115 – Guido Gezelle (1860) – Sneeuw, fijn gevijlsel van krystaal
- L116 – Richard Minne (1936) – ‘…de wanen van mijn mond gekust.’
- L117 – Jef Simons (1941) – De heimat onzer jeugd
- L118 – Willem Elsschot (1933) – Als vulgaire klerk bij meneer Van Schoonbeke
- L119 – Annelies Verbeke – Over een vrouw die niet kon slapen
-
-
-
- L120 – L.P. Boon (1944) – De minister van dit en de directeur van dat
- L121 – Louis De Lentdecker (1993) – ‘Deze rechters hebben het imago van justitie geschonden’
- L123 – Bob Mendes (1990) – ‘Ze kneep haar billen iets te opvallend samen’
- L124 – Felix Timmermans (1916) – Pallieter in zijn bloot gat
- L125 – tv-sportjournalist Pol Jacquemyns schreef liefst over moorden
- L126 – Dimitri Verhulst (2005) – Politie aan de deur
- L127 – Hubert Van de Vijver (1946) – ‘..de ene naar een voetbalmatch, de andere naar een boksmeeting..’
- L128 – André Demedts (1942) – ‘Zijn vonnis was voor geen beroep vatbaar’
- L129 – Pat Donnez (2015) – Met hem genoot ze zelfs van anaal
- L130 – Patrick Conrad (2020) – ‘De traagheid waarin ik verblijf’
- L000 – Jef Geeraerts en de Procureur-Generaal en zijn ingeboren misprijzen voor de mensheid
- L000 -Jef Geeraerts (1969) – Gangreen – ‘Ik wil niet dat een man jou later verdriet aandoet’
- L000 – Manu Ruys (2017) – Achter de maskerade van justitie
-
Alle fragmenten worden zo spoedig mogelijk aangevuld.
Uw mening is belangrijk voor ons