Archief 2017‘De Bende? Er komt nooit een proces’

Advocaat Joris Van Cauter heeft – zoals Hans Rieder – de reputatie het strafwetboek goed te kennen, iets wat hem in menig proces nuttig was.

Hij is één van de procedurepleiters in het Brugse proces rond de Kasteelmoord dat helaas nu al maandenlang als vaudeville opgevoerd wordt voor de correctionele rechtbank en gotbetert niet voor het Hof van Assisen.


Joris was nog een kind toen de zogeheten Bende van Nijvel haar gangen ging, alom doden achterlatend.


Van hem een interessante opinie over de kroniek van het aangekondigde mislukken van het nieuwe onderzoek.



Joris Van Cauter:

De minister van Justitie bedacht voor de wetswijzigingen die hij doorvoert de naam “potpourri”.


Je geesteskind noemen naar een luchtverfrisser: het is een vreemde naamkeuze.
Stonk justitie?


Eén van de potpourri wetswijzigingen in 2015 had betrekking op het verlengen van de verjaringstermijn van bepaalde misdrijven.

Die wijziging was niet de vrucht van een groot debat over het concept van de verjaring in strafzaken.
Neen, de wet moest snel aangepast worden om de verjaring van de misdaden van de Bende van Nijvel te voorkomen.


De eerste zin van de memorie van toelichting bij deze wet luidt dan ook: ‘De bloedige aanslagen van de Bende van Nijvel staan op de rand van de verjaring.’
Duidelijk.


Maar, zegt de wetgever verder, leid daaruit toch maar niet af dat ik aan gelegenheidswetgeving doe: ‘dit (is) dus geen gelegenheidswetgeving aangezien zij wel degelijk bedoeld is om in voorkomend geval te worden toegepast op andere bijzondere ernstige misdaden, waarvan de verjaring evenzeer schokkend zou zijn.’

We zijn nu gerustgesteld.
Er is een wet gemaakt die niet voor één uniek geval geldt.



Geen zaak van 1
het is een zaak van 2

De wetgever meent in de memorie van toelichting dat de nieuwe wet de verjaring zal voorkomen van alle feiten die aan de zogenaamde Bende van Nijvel worden toegeschreven.

Dat betreft diverse feiten.
Gaande van diefstal tot (roof)moord, te beginnen in 1982 tot het laatste feit in Aalst op 9 november 1985.

De wetgever gaat er simpel van uit dat al die feiten werden gepleegd met eenzelfde misdadig opzet.
Dat is een juridische fictie die toelaat pas te beginnen rekenen vanaf het laatste feit en zo oudere, normaal gezien verjaarde feiten, toch nog te redden van de verjaring.


Maar wat is die fictie waard als er sprake zou zijn van twee bendes?

In dat geval schiet de wet allicht zijn doel voorbij.
Dan is alleen Aalst nog niet verjaard maar de rest wel.
Misschien moet iemand dit ook eens durven zeggen.



De waarheid kan niet verbeterd worden

In plaats van een juridisch bedenkelijke wetswijziging had de minister twee jaar geleden beter de waarheid gezegd.

En die is even simpel als pijnlijk.
Een proces waarbij geoordeeld wordt over schuld en onschuld zal nooit meer plaatsvinden.

Dat is uiteraard betreurenswaardig, maar zeker niet uniek.

De meest gruwelijke feiten in de menselijke geschiedenis werden nooit aan een rechterlijk oordeel onderworpen.

Na verloop van tijd wint het belang van de historische waarheid het van het belang van de juridische waarheid.
Dat moment is aangebroken.



De andere manier

In plaats van meer politiemensen op het onderzoek te zetten moet de politie er juist mee stoppen.

Laat politiemensen zich bezighouden met actuele feiten die wel nog kans maken om bij de rechter te belanden.
De terreurdreiging zorgt al voldoende voor overbelasting van vaak onderbemande diensten.

Dat de eventueel te ontdekken waarheid dan niet meer tot straffen leidt, moeten we er maar bij nemen.

Een waarheidscommissie,
een oplossing

Bestraffing is niet de enige weg naar maatschappelijke rust en herstel.
De waarheid die naar boven komt, kan ook een maatschappelijke catharsis teweegbrengen.

Het is juist dat eerdere parlementaire commissies er niet in geslaagd zijn om de waarheid te achterhalen.

Maar naast de vraag of de politici wel competent zijn om een dergelijk onderzoek te voeren mag ook niet vergeten worden dat hun onderzoeksterrein beperkt was door het lopende gerechtelijk onderzoek.

De verjaring zou op dat vlak een bevrijding zijn.

Of we die commissie moeten bevolken met historici weet ik, na De Standaard van dit weekend, ook niet meer zeker. De historici die vragen het onderzoek in hun handen te geven, beginnen – nog voor ze er één letter van het dossier hebben gelezen – al met de stelling dat de feiten een politiek karakter hebben in (DS 28 oktober 2017).

Zouden ze die conclusie niet beter poneren na hun onderzoek?


Het ongeduld van historici

Nog een voordeel van de verjaring is dat we dan ook meteen af zijn van dat vervelende geheim van het onderzoek.

Dat heeft in deze zaak zijn waarde verloren.

Het wordt de facto al niet meer nageleefd en doet alle betrokkenen in een kramp schieten, waardoor alleen maar meer argwaan wordt gewekt.

Of wat moet je anders denken over het feit dat een advocaat verklaart nog twee daders te kennen die de procureur-generaal niet kent en dat vervolgens de communicatie stopt vanwege ‘het geheim van het onderzoek’.

Het onderzoek is blijkbaar maar een beetje geheim.
Dat is voor de perceptie dodelijk en een ideale voedingsbodem voor complottheorieën allerhande.



En nu aan de goede journalisten

Het verval van de strafvordering door de verjaring zal bovendien ook een unieke kans bieden aan goede onderzoeksjournalistiek.

Laat de Belgische Bernstein en Woodward maar graven naar de waarheid.
Dan stopt het actuele blindvaren op de lekken van allerlei betrokken advocaten en/of onderzoekers.

De scoops die daar een gevolg van zijn hebben geen maatschappelijke meerwaarde.
Ze ruiken onfris en bespaar ons van goedkope luchtverfrissers.


Met dank
aan de auteur Joris Van Cauter

Dit opiniestuk verscheen ook in De Standaard, 
zaterdag 28 oktober 2017