Onze zomerserie 1/25
Willem Elsschot (in 1934)
‘En ikzelf heb mij opgericht als om tot grote daden over te gaan’

Foto omslag – Afbeelding van Madlen Deutschenbaur via Pixabay


Ontleding van de inleiding tot “Tsjip”, boek dat Willem Elsschot (1882-1960) in 1934 schreef over zijn kleinzoon Jan Maniewski met scènes in Polen en Antwerpen


‘… Mijn dochter is getrouwd en heeft ons verlaten.

Nog steeds zie ik mijn vrouw
zoals zij naast mij stond
toen Adele heenging
om de man te volgen.

Haar alledaags gezicht
vertrok tot een masker
dat lilde
als onder de striemen van een zweep.

Ja, zij wil blijven zogen
tot onze laatste dag.

Maar een hoos heeft ons uiteengejaagd:
dat meisje de baan van het moederschap op
en ons beiden weer naar de oude haard toe
waar dat smeulend leven moet voortgezet.

Toen echter die jongen
voor onze voeten gelegd werd,
toen is mijn oude bedgenoot aan ’t stralen gegaan
als had zij zelf gebaard
en
in gedachten
bracht zij de hand aan haar blouse,
als om die los te knopen.

Haar sloffen werd opnieuw een getrippel
en haar geklaag een hooglied.

En ikzelf heb mij opgericht
als om tot grote daden over te gaan.

Ik moet die beroering boekstaven,
want
voor ons is het misschien de laatste geweest.
En nog wel met spoed,
vóór de eindelijke versuffing
haar greep op mijn geest heeft gelegd.

Want ik loop naar de zestig…’


Uit
Verzameld Werk Willem Elsschot
uitgeverij Van Kampen/Amsterdam



L28