Vorige geschriften 41“Ja, ik heb hen vermoord. Uit medelijden”

(…)

Vrijdag 26 maart 2010 start het proces Kurt Dobbelaere in het nieuwe glazen gerechtsgebouw in de Gentse wijk Rabot.
Dit gebouw heeft niets om te charmeren en werd neergepoot in een desolate Turkse buurt. Nergens een cafeetje, een restaurantje, een winkeltje.

De 86-jarige Frans Vandersnickt uit Berlare is als zittingsdeurwaarder toe aan zijn 205de optreden. Een record dat nooit kan worden geëvenaard.


Voor de vijf slachtoffers hebben slechts twee families een advocaat gestuurd.
Verrassing wanneer de befaamde Hans Rieder zelf, samen met Astrid Bink, hier verschijnt.
Het is de eerste maal in zijn schitterende loopbaan dat Rieder hier als burgerlijke partij optreedt.
Hij oogt nu slanker dan ooit en plant een nieuwe huwelijksreis.


De beschuldigde Kurt Dobbelaere is 45 jaar en ziet eruit als een voortijdig versleten man.
Hij lijkt in niets op de foto’s die in kranten en op tv van hel te zien waren als energieke, schalkse thuisverpleger of als succesrijke voetbaltrainer.
Hij is kaal en dik geworden.
Hij heeft een slepende tred en wankelt af en toe.
Soms lijkt hij in te dommelen.

Hij doet niets anders dan fluisteren en mompelen tijdens de lange ondervraging.
-‘Ja, ik heb het gedaan.’
-‘Ja, ik werd gedreven door medelijden.’
De voorzitter laat het hem driemaal herhalen.
Is dat de autoritaire, zelfverzekerde, goedgeklede charmeur en controlefreak uit de akte van beschuldiging?
‘Ik moet de hele dag medicatie nemen. Zonder pillen ben ik anders.’


We horen dat hij zich alleen gesteund voelt door zijn vader.
Hij huilt oprechte tranen als hij het over zijn dochter van veertien jaar heeft.
‘Ze heeft me altijd geloofd en nu nog.’


Of hij een uitleg heeft voor zijn daden?
Ja, hij deed het min of meer uit goedheid, omdat de mensen geen levenskwaliteit meer hadden. Dat soort dingen. Over de stemmen in zijn hoofd wordt niet meer gesproken.
‘Ik werkte jaren in een psychiatrische instelling. Daar waren inderdaad ook patiënten die stemmen hoorden.’


Het gevoel van oneerlijkheid
Dobbelaere antwoordt dat hij ‘in de eerste plaats vanuit een oneerlijkheidsgevoel handelde’.
Even later luidt het:
-‘Ik vond het niet eerlijk dat ik mensen verloor zoals mijn moeder.
Ze was amper vijfenvijftig, terwijl iemand van hoge leeftijd ligt af te zien.’
-‘Ik doodde voor een deel om de slachtoffers te helpen, uit medelijden, maar ik was vooral ontgoocheld dat de mensen dicht bij mij me ontvallen waren.’

Voorzitter Koen Defoort laat hem dit eveneens enkele keren herhalen.
‘Heb ik het goed begrepen? Gij vindt dat ge gehandeld hebt uit goedheid?’

Dobbelaere heeft een uitleg voor zijn daden.
‘Jawel, ik besefte wat ik deed, maar het was alsof ik iemand anders was.’


Hij gaat graag in op de manische depressie waaraan hij als puber leed en de antidepressiva die hij al nam toen hij vijftien, zestien jaar was.
Een diepliggende binding met zijn moeder zou zijn levensloop moeten verklaren.
-‘Mijn moeder wilde me niet afgeven.’
-‘Ik was een zeer volgzaam kind en heb me niet kunnen ontwikkelen.’
-‘Ik wilde kapper worden, net als mijn ma, maar dat mocht niet.’
‘ Ik heb een aantal serieuze relaties gehad. Mijn moeder vond ze niet goed.’
-‘Ook in mijn werk volgde ik haar.’
-‘Toen ze ziek werd, ben ik zelfstandig verpleger geworden om haar te verzorgen.’
-‘Pas de laatste twee weken voor haar dood liet ze me niet meer toe in haar leven.’


Hij wil op dit proces niet vechten tegen de zekerheden in het dossier.
-‘Ja, ik deed het om te doden.’
-‘De Dobbelaere van toen bestaat niet meer.’
-‘Ik was in een andere staat dan nu.’
-‘Ik besef dat ik niet mag beslissen over leven en dood.’
-‘Ik heb heel veel spijt.’

(…)


Fragment uit ons boek De Kracht van het Kwaad
pagina 230 e.v.



Lees meer in één van onze vorige boeken…


VORIGE FRAGMENTEN: